Woordenschat mbo, hoe doe je dat?

Voor mbo-studenten is woordenschat belangrijk. Ze leren voor een beroep, waarin nieuwe termen en uitdrukkingen worden gebruikt of standaardzinnen. Ze gaan deze woorden gebruiken op plaatsen met verschillende bedrijfsculturen. Hebben klantcontact met personen met diverse klantprofielen. Wat zeg je tegen wie en wanneer? Of de studenten willen naar het hbo, waar veel abstracte termen als bekend worden verondersteld. Sommigen beheersen nog niet eens de basislijst schooltaalwoorden vmbo (ITTA/UvA, 2016) die bij aanvang van de opleiding verwacht wordt.

Kortom, voldoende aanleiding om aandacht te geven aan woordenschat. Maar hoe doe je dat? Een voorbeeld uit een willekeurige methode: online kan de student zelfstandig oefenen met woordenschat, moeilijke woorden. Hij logt in en krijgt woorden als postuum en opportuun en mag vervolgens kiezen uit vier opties. Is dit de manier om woordenschat te vergroten? Wat is er over het aanleren van woordenschat bekend?

Beroepstaal

Waar veel kennis ontwikkeld is over het aanleren van woordenschat, is in het NT2-onderwijs. Beroepstaal is voor mbo-studenten als Nederlands voor NT2-studenten: een nieuwe taal. Beroepstaal is meer dan het aanleren van formeel taalgebruik, want het vakjargon heeft veel onbekende woorden en andere pragmatiek. Het gaat hier ook niet om van-DAT-naar-CAT, van dagelijks concreet naar abstract taalgebruik. Een mbo-er leert juist vaak over hele concrete dingen: producten en handelingen die hij gaat uitvoeren (werkwoorden). Een kok in-spe leert het verschil tussen blancheren en trancheren. Een leerling in de bakkerswinkel leert bestellingen te noteren: geen aardbeienbouvier, maar een aardbeienbavarois!

Voor het aanleren van woordenschat worden de volgende stappen doorlopen (naar: Van de Laarschot, 2009):

  • De woorden selecteren die nodig zijn voor de beroepsvakken in die week/ periode.
  • Het woord voorbereiden door in te leiden met de context (filmpje/ afbeelding/ storyboard) en het woord introduceren;
  • Activeren of aanbrengen van voorkennis in groepsverband (samen weet je meer, voorbeelden uit de praktijk laten benoemen);
  • De betekenis van het woord herleiden uit de context en de definitie bepalen.
  • De betekenis uitbreiden met termen die met het woord te maken hebben en die passen in het script van de context;
  • Verbinding leggen tussen onbekende woorden en woorden die al wel bekend zijn (woordenwolk maken);
  • Het hardop uitspreken en opschrijven van de nieuwe woorden (klank-letterkoppeling) en de betekenis in een schrift of persoonlijk woordenboek, die ze ook elders kunnen raadplegen;
  • Het laten opschrijven van veelvoorkomende combinaties van zelfstandig naamwoorden en werkwoorden, die ze in hun beroep vaak tegenkomen (bijv. facturen inboeken).
  • Het (samen) bedenken van een zin, om bewust te worden waar de plaats van het woord in de zin is (woordsoort, lidwoord en syntaxis).

NB. Voor het onthouden en goed kunnen toepassen van een nieuw woord geldt de 3x/7x regel: je moet een woord drie keer aangeboden krijgen en zeven keer toepassen. Het is daarom aan te bevelen om alleen hoogfrequente woorden te oefenen, of die laagfrequente woorden die de student op zijn werkplek echt moet kennen en kunnen schrijven.

Alles welbeschouwd lijkt de online woordenschatoefening uit de methode meer een activering van al eerder geleerde termen dan het aanleren van nieuwe. Het moeilijke woord wordt aangeboden zonder klank, zonder zinsverband, wordt niet opgeschreven, noch toegepast: daarmee gaat een moeilijk woord niet beklijven. Wat zou dan wel een effectieve strategie kunnen zijn?

Woorden maken het verschil

Onlangs heeft Jos Cöp op de website Leertijd.nl een mooi en gratis online instrument beschikbaar gesteld om woordenschat te oefenen in de klas: woorden maken het verschil. Als docent wordt je geholpen om een keuze in de woorden te maken (algemeen, schooltaal of vaktaal). Voor mbo-ers is het beheersen van vaktaal een must. In overleg met de vakdocenten of werkgevers kun je inventariseren welke hoofdstukken van de theorieboeken/ taalpraktijkopdrachten in een periode aan de orde komen. Zo kun je zelf woordenlijsten aanleggen van hoogfrequente zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, vaste uitdrukkingen en moeilijke woorden die bekend worden verondersteld. Hoe je deze kunt leren spellen, daarvoor kun je meerdere spellingstrategieën gebruiken: analogie (lijkt het op een woord dat je al kent) of wat de laatste betreft woordbeeld: gewoon uit je hoofd leren (naar: Henk Huizenga, 2015).

Dictee

De edugraphic Woorden maken het verschil is handig bij de eerste stappen. Echter, daarmee kom je nog niet tot de 7 x herhalen voor het inslijpen. Wat de beste manier is voor het aanleren voor spelling is het maken van een dictee. Hierbij moet de student namelijk zelf nadenken over de klank-letterkoppeling. Dit blijkt de beste manier om een woord goed te onthouden. Bij voorkeur een zinnendictee, om het woord in de context met bijbehorende werkwoorden te oefenen. Een dictee, is dat niet te kinderachtig, hoor ik je denken? In mijn niveau 2-klassen vinden ze het heel leuk: het is concreet, kort, het wordt lekker rustig in de klas. “Vandaag weer dictee, mevrouw?”. Afsluitend wisselen ze hun dicteewoorden met de buurman. Met de correcte schrijfwijze op het bord beoordelen ze elkaar. Ik geef een prijs aan de winnaar over een periode. Bij de studenten die al op stage zijn geweest, vraag ik welke handeling/ activiteit ze het vaakst doen. Ze hebben allemaal een eigen werkwoord, die ik ook gebruik bij werkwoordspelling en in de dictees. Een format voor een woordenschatschrift vind je op de site https://www.campagneleersucces.nl/producten/werken-aan-woordenschat-24.

Zeven keer toepassen

Ik hanteer een vast patroon van eerst klassikaal nieuwe woorden inoefenen, een woordenschatoefening maken (Zoek: betekenis, antoniem, synoniem, homoniem, maak een zin, verzin een situatie waar je het woord gebruikt, maak een woordenwolk), de week daarop het dictee en een andere les bijv. een mentimeter voor herhaling. Tenslotte een schrijfoefening of vrije opdracht met tien woorden. Bijvoorbeeld een zakelijke e-mail aan een klant, waarin ze tien van de geleerde woorden passend gebruiken. Steekproefsgewijs kun je bij opdrachten voor de beroepsvakken ze ook op taal beoordelen, om te borgen dat er een transfer plaatsvindt van jouw klas naar de praktijk.

Vakliteratuur

Een artikel uit vakliteratuur laten lezen is ook een optie. Laat voor informatievaardigheden zien waar je het artikel vindt, waar het over gaat en wat je eraan kunt hebben. Laat de studenten het artikel opzoeken. Laat de studenten het artikel hardop lezen en de woorden onderstrepen die ze niet kennen. Laat ze samen een woordenwolk maken over de betekenis, het gebruik en de context (situaties benoemen). Maak later van dit artikel een gatentekst, zodat ze zelf de ontbrekende woorden invullen. Schrijven heeft de voorkeur, dat slaat beter op in het brein, omdat je nadenkt over de vorm van de letters, wat het kunnen oproepen van het woordbeeld versterkt.

Woordenschat bij schrijfonderwijs

Nog een tip: in methodes Nederlands wordt bij corresponderen en schrijven aangeleerd hoe je bijv. een zakelijke brief schrijft, of een advertentie. Wat er wordt overgeslagen is de woordenschat die nodig is om de brief mee te kunnen schrijven. Het kunnen variëren in woordkeus is iets wat studenten lastig vinden, omdat ze de woorden niet weten. Verzamel voorbeelden van veelgebruikte soorten teksten uit je branche of -indien afwezig- bij thema’s van burgerschap. Laat ze de woorden die ze niet kennen of mooi vinden klinken ook opschrijven in een schrift en oefen ze in als hierboven. (Naar: ABCD-model van Neuner, uit Van de Laarschot, 2009).

hbo-taal

Naar welke taal voor mbo-ers effectief is om goed door te kunnen stromen naar het hbo, wordt op dit moment onderzoek gedaan, door Wilma van der Westen (UvA). Zij heeft meerdere publicaties geschreven, over gestelde eisen aan startende hbo-ers en doorlopende leerlijnen mbo-hbo. Een andere bron met verzamelde informatie: https://wij-leren.nl/taal-doorstroom-mbo-ho.php. Ook hier gelden de bovengenoemde stappen voor het aanleren van woordenschat: biedt ze aan met context, met beeld en klank, verbindt ze met eigen ervaringen, laat ze opschrijven: alleen met 3x receptie en 7x productie snijden woordenschatoefeningen hout.

Bronnen:

Cöp, J. (2019), Woorden maken het verschil, edugraphic op: http://www.leertijd.nl/2019/05/nieuwe-bundel-met-edugraphics-over-goed.html.

Huizenga, H. (2015), Taal & Didactiek Spelling, Groningen: Noordhoff Uitgevers, 5e druk.

ITTA/UvA (2016), Basislijst schooltaalwoorden vmbo op: https://www.itta.uva.nl/publicaties/handleiding-basislijst-schooltaalwoorden-vmbo-72

Laarschot, M. van de (2009), Lesgeven in meertalige klassen, handboek voor Nederlands als tweede taal in het voortgezet onderwijs, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff, eerste druk.

Vries, de en Westen, W. van der (2008), Taalbeleid hoger onderwijs op: https://www.taalbeleidhogeronderwijs.org/wp-content/uploads/2009/01/De-Vries-Van-der-Westen-Talige-startcompetenties-in-het-hoger-onderwijs-HSN-2008.pdf