Deze week verscheen in Profielactueel.nl het artikel van Erica Aalsma (De Leermeesters) en mij: ‘Het hart van het vak Nederlands klopt in de beroepspraktijk’. “Wij denken dat we taalontwikkeling in het mbo over een andere boeg moeten gooien om het uit de schoolse, voor studenten weinig motiverende structuur te halen. Ons uitgangspunt daarbij is: de taal van het beroep (vaktaal) is nodig om het beroep te kunnen leren; taalonderwijs wordt interessanter en nuttiger voor de studenten als dit wordt toegepast in de context van het beroep.”( Lilian Boonstra en Erica Aalsma, Profielactueel.nl 2019 #5, p. 6).

Aanvullend op dit artikel voorbeelden van de manier waarop je Nederlands in het beroepsonderwijs kunt integreren.

Vormen van taalonderwijs in het mbo

Voor het geven van Nederlands in het mbo bestaan voor alle opleidingen de kaders van de exameneisen, de kwalificatiedossiers en de referentieniveaus. Op het niveau van het ROC gelden afspraken over het inkopen van methodes en examens, opleidingsoverstijgend. Steeds vaker zijn er opleidingen die van mening zijn dat het leren van vaktaal een voorwaarde is om het beroep uit te kunnen oefenen en vinden manieren om taalonderwijs (en ook andere generieke vakken) geïntegreerd aan te bieden met de beroepsvakken. Er is beweging, want urgentie: ook de beroepsdocenten, de werkgevers en de studenten zelf hebben er vaak last van dat de studenten slecht begrijpend lezen en samenvatten, zelden aantekeningen maken en niet vanzelfsprekend een goede zakelijke e-mail aan een klant of een verslag te kunnen schrijven.

Vier vormen van Nederlands in het mbo

  • Fase 1. Klassikaal generiek
  • Fase 2. Maatwerk generiek
  • Fase 3. Klassikaal geïntegreerd
  • Fase 4. Beroepsgericht Nederlands

Binnen genoemde kaders mogen opleidingen zelf bepalen op welke manier ze Nederlands verzorgen en formatief toetsen. Dit maakt dat een docent Nederlands bij de ene opleiding een methode volgt en ieder kwartaal een ander domein onderwijst en toetst: lezen, luisteren, schrijven, spreken, gesprekken voeren en gedurende het jaar aandacht besteedt aan spelling, grammatica en taalverzorging (fase 1).

Er zijn echter ook opleidingen die er voor kiezen om opdrachten/ situaties in de echte praktijk leidend te laten zijn voor het onderwijzen van beroepskennis en taal. Gaandeweg verzamelt de student bewijsmateriaal in zijn of haar portfolio om aan te tonen dat hij ook Nederlands beheerst en in de praktijk effectief kan gebruiken. In de eerste situatie is Nederlands een generiek en algemeen vak. In de tweede situatie is taal een instrument om professioneel te werken in een hybride leeromgeving (bijv. leerafdeling/ leerbedrijf) (fase 4). Het eerste voorbeeld kom je het meeste tegen, het laatste voorbeeld nog het minst.

Opleidingen die bezig zijn met vakoverstijgend geïntegreerd beroepsonderwijs (fase 3) kiezen voor één invalshoek, om het onderwijs geïntegreerd te kunnen organiseren. Het onderwijs wordt verzorgd rond thema’s, bijvoorbeeld rollen of klantprofielen of typen werkgever, locaties of skills (zie afbeelding).

Op het moment dat de beroepsdocenten nog niet toe zijn aan zo’n geïntegreerde samenwerking, zou je deze insteek ook voor je beroepsgerichte taallessen kunnen gebruiken (fase 2). Ga op zoek: wat voor soort taalactiviteiten voeren de studenten uit tijdens de opleiding, in hun stage of in hun eerste jaar werken na de studie? Dit verschilt natuurlijk per opleiding: een kapper voert veel gesprekken; een medewerker administratie krijgt wellicht veel zakelijke e-mails binnen of te versturen. Vervolgens kun je samen met de ouderejaars studenten bepalen op basis van hun stage-ervaringen welke indeling in thema’s voor hen het meest herkenbaar en werkbaar is.

Werken met thema’s

Tussen fase 1 en fase 4 heb ik de afgelopen vier jaren, waarin ik me verdiept heb in Nederlands in hybride leeromgevingen en aanverwanten, verspreid door het land en op verschillende ROC’s meerdere variaties gezien.

De Taalstraat in mijn vorig blog is kan ingezet worden voor fase 2, 3 en 4. De Taalstraat is een organisatorische aanpak voor het werken met niveaugroepen, voor uitdaging op eigen niveau, voor versnelling en meer aandacht voor vaktaal. Het werken met thema’s, zoals hierboven geschetst, geeft richting voor het aanbieden van beroepsgerichte inhoud, in betekenisvolle – want in de praktijk herkenbare – samenhang.

Of je nu voor fase 2, 3 of 4 kiest: inventariseer samen met de beroepsdocenten, werkgevers en/ of studenten welke thema’s in het beroep voor de student in de praktijk belangrijk zijn.

 

Lilian Boonstra, mei 2019

Mei 2019